Voor veel mensen, zeker in Nederland, staat geloven niet voor zekerheid. Uiteraard verschilt dit sterk naar gelang de overtuiging van een persoon, maar in het publieke discours wordt geloof vaak juist gekenmerkt door onzekerheid. Dat het onzeker is of het wel klopt of niet, niet voor niets wordt het wordt geloven in de Nederlandse taal gezien als iets twijfelachtigs. Zo spreekt de Van Dale enerzijds wel over ‘vast vertrouwen’, maar niet over een zekerheid die daaraan ten grondslag ligt. De verdere betekenissen van het woord gaan over het aannemen van iets of iets denken of menen. Zo als in het gesprek: ‘Waar is de kat?’ ‘Ik geloof dat hij in de keuken is.’ Het geloof hier duidt niet op zekerheid van de claim.
Dit terwijl het genoemde vaste vertrouwen juist wel iets kenmerkends is voor gelovigen in verschillende geloven over de hele wereld, met uiteraard verschillen daarin tussen individuele personen en geloven. Bij veel niet-gelovigen is er dan ook een beeld van geloof dat het weliswaar een vast vertrouwen is, maar dat er geen zekerheid is om dit vertrouwen te onderbouwen. Veel filosofen hebben, vooral sinds de westerse renaissance, dan ook beargumenteerd dat geloof zekerheid is zonder bewijs.
Wat is dan de reden voor deze vreemde (veronderstelde) combinatie van vast vertrouwen zonder onderliggende zekerheid? De twee voornaamste redenen hiervoor zijn terug te leiden tot enerzijds hoe de dominante religies in de grote delen van de wereld – specifiek het Westen- hun ‘waarheidsclaim’ onderbouwen en anderzijds hoe (filosofisch) idee van relativisme wat kortweg inhoudt dat een absolute waarheid niet bestaat.
Een blik op de waarheidsclaim van bijna alle grote religies in de wereld toont onderbouwing als het simpelweg moeten accepteren van een profeet als verlosser of een gevoel (Christendom), als persoon een afstammeling zijn (Jodendom), dat het de oorspronkelijke religie is (Hindoeïsme), etc. Deze bieden geen verifieerbare basis welke boven een zekerheid biedt welke boven elke twijfel is verheven. Iets wat men wel mag – zelfs moet – verwachten van een gewichtige zaak als een geloof en de implicaties daarvan op het leven of zelfs de levens. Wat de onzekere onderbouwing verder verzwakt is de secularisatie die bijvoorbeeld Christendom en Jodendom hebben doorgemaakt, waarbij het tot een individuele keuze verwerd, vooral gebaseerd op wat een persoon goed dunkt. Religie en haar instituten worden (impliciet) wel erkend, maar de rol van een Schepper daarin of een hiernamaals worden volledig losgetrokken van het invullen van het dagelijks leven van een individu.
Het idee dat er geen absolute waarheid is en waarheid relatief is wordt relativisme genoemd. Dit idee is bekend uit de tijd van de oude Grieken, waar een deel van hun filosofen vond dat de individuele mens in zijn eigen subjectiviteit zijn eigen waarheid bepaalt. Hiermee zou voor een ieder een eigen waarheid bestaan, niemand de waarheid kunnen claimen en eigenlijk een ieder gelaten zou moeten worden met zijn of haar perceptie van wat waar is en wat niet. Dus het kan van persoon tot persoon verschillen, als ook per plaats en tijd. Dit idee past erg goed binnen het huidige denken van de Westerse vrijheden, welke er in de basis vanuit gaat dat ieder individu zelf kan en mag bepalen hoe het leven in de vullen, wat goed is en wat slecht is. Gezien de innerlijke drang in de mens om zingeving voor het bestaan te zoeken zien we dat mensen als nog veelal op zoek gaan naar een religie of levenswijze. Waarbij bijvoorbeeld in het westen het Boeddhisme, of westerse afgeleiden daarvan, een eenvoudige oplossing biedt, mede gezien veel boeddhistische stromingen die we vandaag de dag kennen ditzelfde relativisme kennen. Het laat de mens tijdens zijn leven (onder)zoeken wat voor dit individu het meest juiste is.
Met dit alles in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat voor veel mensen geloof eerder een onzeker iets is geworden dan iets wat absolute zekerheid biedt voor de waarheidsclaim van het geloof. Dit niet alleen voor de niet-gelovigen, maar zelfs voor gelovigen welke daardoor in bepaalde gevallen hun of het geloof relativeren, soms vraagtekens erbij hebben of niet de bevestigende antwoorden vinden die ze zoeken.
Zodoende is dit bij uitstek een onderwerp wat verder belicht moet worden. Het relativisme inzake de zoektocht van een geloof is onjuist, en wel om de volgende twee redenen.
Ten eerste gaat het idee van relativiteit in tegen de theorie zelf. Volgens de theorie bestaat er geen zekerheid in alle theorieën en ideeën, zodoende kan dan de theorie van relativiteit zelf ook niet als (zeker) juist geaccepteerd worden. Gezien er hierin geen absolute waarheid is en een ieder zelf kan bepalen wat ‘waar’ is kan ook relativisme niet als absoluut waar aangenomen worden. Dus als niet gezegd kan worden dat het geloof – of ongeloof – van verschillende personen waar of onwaar is volgens het relativisme, dan kan relativisme zelf volgens deze theorie ook niet als waar of onwaar bestempeld worden.
Ten tweede is waarheid niet een subjectief en individueel begrip wat door een ieder naar wens of gedachte ingevuld kan worden. Het is een specifieke realiteit voor een ieder mens, ongeacht de mogelijke verschillen in de uitleg ervan. Een ieder die bijvoorbeeld de zon waarneemt neemt deze waar als cirkelvormig, wanneer iemand zou zeggen dat het een vierkant is kan ieder persoon in iedere tijd of plaats dit direct en met zekerheid als onwaar bestempelen. De waarheid in deze simpele kwestie is dat het een cirkelvormig object is, niet vierkant, het gaat om de realiteit van een kwestie. De waarheid is een idee dat overeenstemt met de werkelijkheid die dit bevestigd, ongeacht de persoon of specifieke wijze hoe men hier toe is gekomen.
De mens kan met zijn verstand over verschillende zaken oordelen, waarbij er afhankelijk van de zaak zelf en de context verschillende niveaus zijn van de diepgang en zekerheid:
- Het bestaan van een kwestie;
- De eigenschappen van een kwestie;
- De essentie van een kwestie;
Als een diepgaand verstandelijk oordeel wordt geveld, waarbij alle andere mogelijke opties worden uitgesloten, dan geeft dit over het bestaan van een kwestie een absoluut zeker oordeel. Zoals het bestaan van de zon, de aarde, de mens, etc. Dit daar het oordeel is voortgekomen uit directe waarneming van de realiteit.
Wanneer het over de eigenschappen van een kwestie is echter al veel meer informatie en ook waarneming nodig. Voor het bestaan van iets volstaat een waarneming van de realiteit, echter voor de eigenschappen zijn vele waarnemingen nodig, als ook daaraan verbonden kennis. Dit geldt nog sterker van de essentie van een kwestie, omdat dit een dusdanig vergaand begrip vereist van de kwestie dat hiermee het onderscheden kan worden van alle andere kwesties. Zodoende zijn oordelen over de eigenschappen en essentie van een kwestie ook vele malen lastiger en is het daardoor sneller vatbaar voor fouten. De voornaamste reden hiervoor is dat de capaciteit van de mens verschilt het kunnen waarnemen en vervolgens beoordelen van de kwestie afhankelijk van de hoeveelheid kennis over de kwestie.
Wanneer een persoon geluid hoort, dan kan deze met zekerheid het bestaan van de veroorzaker van dit geluid vaststellen. Maar om vast te stellen wat de eigenschappen en essentie van deze veroorzaker zijn is er meer waarneming en informatie verreist, waarvoor het geluid zelf te beperkt is. Zo zou het een mens kunnen zijn, maar ook een dier of iets anders. Wanneer er zoveel onduidelijk of onbekend is kan er geen zekerheid zijn, en dan kan de relativiteit waarover wordt gesproken wel opgaan, simpelweg omdat er verschillende onzekere verklaringen mogelijk zijn.
Dus er is in bepaalde kwesties absolute zekerheid en in andere relativiteit. Dit is afhankelijk van de realiteit van de kwestie; de beschikbare waarneming en informatie. De veroorzaker van het geluid in het voorbeeld moet dus absoluut bestaan, maar om meer te weten te komen over de eigenschappen en essentie moet achterhaald worden of het bijvoorbeeld een kind betrof of een kat. Ook voor geloven zijn er dus waarheden die met absolute zekerheden vastgesteld kunnen worden, dit vereist enkel passend onderzoek van de realiteit daarvan.
Dit wat betreft het idee van relativisme, wat betreft de waarheidsclaims van verschillende geloven, dit eveneens vereist een dit nadere onderzoek. Wat is de juiste manier om deze zekerheid vast te stellen, welke claims zijn er en is er een welke met absolute zekerheid verifieerbaar is? Enkel het bestaan van religies welke geen sterke waarheidsclaim hebben mag geen reden zijn om alle religies op deze manier te bekijken. Het blijft zaak onderzoek te doen of een religie deze zekere verifieerbare onderbouwing heeft. Zoals Islam hierin een unieke uitdaging in biedt, wat later verder behandelt wordt.